‘Mejuffrouw? Hallo? Heeft u permissie, mejuffrouw?’
Ze schrikt op. Het gebeurt te vaak dat ze midden in gedachten wordt onderbroken, nee, betrapt. Vlakbij staat een beveiligingsbeambte, een indringer in haar persoonlijke ruimte. Ze is zonder nadenken blijven staan voor de zakenbank die is afgeschermd door lichaamsscanners. Achter haar sluiten mensen aan die ongeduldige geluiden maken. Ze draait zich om, excuseert zich, loopt gehaast weg, maar de beambte haalt haar bij. Hij draagt een helm, een gepantserd vest en een stroomstootwapen. Zijn stem komt niet uit zijn mond, maar uit het vizier dat zijn ogen verbergt.
‘Wat is uw bestemming?’
Ze geeft een adres. ‘Mijn naam is Hatsu Hamada.’
De beambte houdt haar zijn iWatch voor. Ze legt haar vinger erop, bang dat hij kan zien dat haar hartslag omhoog gaat.
‘Verificatie. U heeft geen oortje in.’
‘Het spijt me.’ Een automatische reactie die onwaarachtig voelt.
‘Gelieve uw oortje in te doen. Het is voor uw eigen veiligheid van belang dat u te allen tijde bereikbaar bent voor publieke serviceberichten. De code is “oranje”. Heeft u recent nog moslims of socialisten waargenomen?’