‘Eigenlijk zou ik boos op je moeten zijn,’ zegt Clay.
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
‘Heb je je niet afgevraagd waarom we hier zitten, tête-à-tête? Ik had Afvloeiing dit op kantoor kunnen laten afhandelen. Terwijl ik ergens aan de tee sta. Driver in de hand. Achterzwaai, downswing, follow-through.’ Hij fluit. ‘Zo op de fairway.’
‘Ik weet hoe je moet golfen, Jefferson.’ ‘Ik weet dat je dat weet. Ik zie toch hoe je je inhoudt als we spelen? Met flair verliezen is een hele kunst.’ Langzaam begint het Gerson te dagen dat Clay niet alle kaarten in handen heeft. Clay zegt: ‘Ik word oud. Ik bén oud. Ik heb allicht niet lang
meer. Niet lang genoeg, naar mijn smaak. Begrijp je wat ik bedoel?’
Gerson vernauwt zijn blik. ‘Je zult specifieker moeten zijn.’
‘Moet ik er zelf over beginnen?’
‘Natuurlijk.’
‘Wat jij wilt.’ Clay legt zijn stokjes neer, dept zijn mond, vouwt het servet op, legt het naast zijn bord. ‘Je hebt nog meer haast dan ik.’
Gerson zwijgt.
‘Ik weet alles, Willem. Ik heb ogen en oren. Hoelang nog?’